Post by sumteufelPost by W!mIk ben hier alleen even om je gezelschap te houden, je lijkt zo
verloren in deze groep.
Volgens Hume is het geen enkel probleem te denken dat de zon morgen *niet*
opgaat.
Natuurlijk kan je zeggen dat je dat kan denken, maar dat is voor de gek
houderij. Geen enkel serieus denkend mens zal over dit vraagstuk verder
nadenken en waarom niet!
De begrippen "morgen", "niet opgaan" en "zon" zijn op elkaar betrokken.
De begrippen zijn onderdeel van een verhaal. Dat verhaal is dat de aarde
in één dag (van 24 uur) één keer om haar as draait. De zon op haar plaats
blijft staan, waardoor de aarde in één dag de helft van de dag één deel
naar de zon gekeerd heeft staan. Dat deel noemen we het dagdeel en de
andere kant het nachtdeel. Als een land in het dagdeel terecht komt
begint op die plek de morgen. Zodra we de begrippen morgen, zon, aarde en
niet opgaan hanteren kunnen we
syntactisch wel de zin bedenken - morgen gaat de zon niet op – het sluit
echter niet aan op het verhaal dat het denken in het geheugen
geprogrammeerd heeft staan. Het denken ziet deze syntactisch juiste zin
daarom niet als een vraagstuk waarover moet worden nagedacht.
In principe zijn alle woorden, als we ze gebruiken onderdeel van een
verhaal. We zijn linguïstisch met verhalen geprogrammeerd.
Het denken kan geheugenframes oproepen en via haar voorstellingsvermogen
(voor haar geestesoog) deze in allerlei surrealistische composities
toveren, zonder uit het oog te verliezen dat deze uitsluitend vanuit het
geheugen afkomstig zijn..
Dit weet het denken en ziet het als artistieke kwaliteiten en niet als
een weergave van de buitenwereld van dat moment, waar het geheugen
uitsluitend is geconsulteerd om na te gaan welke ervaring er met
soortgelijke situaties is opgedaan. Als het denkproces deze
voorstellingen gaat behandelen alsof ze vanuit de zintuigen afkomstig
zijn, dan spreken we van een psychose.
Een baby heeft geen verbeelding. De elementen voor de verbeelding komen
uit het geheugen. Het geheugen bestaat echter pas als het denken iets om
over na te denken heeft
gehad en daarvoor moet de buitenwereld - het denken van het kind - de
bouwstoffen eerst aanleveren.
Het denkvermogen levert het vermogen voorstellingen te kunnen vormen.
Door de inputkanalen weet het denken dat een voorstelling afkomstig is
uit het geheugen en niet uit de zintuigen.
Het denkvermogen heeft bij input uit de zintuigen tevens condities die
a-priori gelden. Daar kan het denkvermogen niets aan veranderen. Het
werkt op een bepaalde manier omdat het
zo is geëvolueerd.
Zintuiglijke input (de aanschouwing) en het denkproduct – bewustzijn -
zijn dialectisch op elkaar betrokken en veroorzaken intentie. Niet alle
aanschouwing kan van betekenis worden voorzien. De input vanuit alle
cellen bevat te veel data voor het denkproces. Het denkproces selecteert
aan welke input het voorrang verleent en consulteert het geheugen om
specifiek aan die delen betekenis toe te kunnen kennen. Alle cellen van
het lichaam delen de bewustzijnsframe en gebruiken deze om het denken
input te verschaffen om de voor hen relevante aspecten verder van
betekenis te voorzien. Het denken integreert alle input en het resultaat
is een intentie van het organisme dat richting geeft aan alle cellen en
daarmee hun output en de focus voor de volgende bewustzijnsframe
Het denkvermogen slaat de bewustzijnsframes op in het geheugen en
ontwikkelt betekenis over waarom iets gebeurt zoals het gebeurt. De
sterkste vermoedens ontstaan door sterke historische correlaties tussen
een gebeurtenis en een oorzaak.
Het denken bewerkt deze input op basis van a-priori consities in een
product dat we bewustzijn noemen. Tegelijkertijd neemt het denken dit
bewustzijn opnieuw als input en bouwt op basis van de (regelmaat in de)
in de betrekkingen die het in het bewustzijn waarneemt, regels
a-posteriori op.
Het denken abstraheert op basis van waarschijnlijkheid en
waarschijnlijkheid
wordt bepaald op basis van de regelmaat waarmee objecten in een bepaalde
Het denken is het orgaan waarmee het organisme zich oriënteert. Het
organisme geeft opdrachten aan het denken en wordt door het denken
geïnformeerd over de toestand in de omgeving en het denken geeft het
organisme tevens suggesties voor gedrag op basis van de afgelopen ervaring.
Het denken is de aannemer van deze job. Het denken heeft een heleboel
onderaannemers als het deze opdracht vervult zoals het geheugen,
(aangeboren) a-priori denkprogramma's, en heuristieken (programma's om het
geheugen af te tasten op het aantal keren waarmee bepaalde samenhangen zich
voordoen) om te toetsen of uitkomsten van een fase van het denkproces
logisch zich vervolgen in en andere fase. Het voorstellingsvermogen is zo'n
onderaannemer dat door het denken evolutionair wordt geërfd bij haar
ontstaan.
als je dit model als uitgangspunt kiest, kom je al heel snel tot de
ontdekking dat de mens eigenlijk de evolutie van zijn denken aanschouwt. De
mens leert de fundamenten van zichzelf kennen door zijn bewustzijn te
onderzoeken. Wat we waarnemen zegt ons hoe het denkproces verloopt.
Bestudering van het bewustzijn brengt de programmering van het denken aan
licht.
Omdat het bewustzijn als product van het denken opnieuw input voor het
denken wordt is het moeilijk basis input (input rechtstreeks uit de
buitenwereld via de zintuigen) te scheiden van informatie die het denken
haalt uit eerdere bewustzijnsproducten (in het geheugen) moet een slimme
manier worden gevonden om het denken te analyseren.
Aangezien we denkprocessen uitsluitend kunnen onderzoeken via haar
producten, n.l. bewustzijnsinhouden, past een historische benadering van het
bewustzijn. In dit verband is het handig vormen van bewustzijn te
onderscheiden.
Een van de meest ontwikkelingen van het bewustzijn dat goed laat zien hoe
het denken zich heeft geëvolueerd is de mathematische diepgang. We merken
dat het denken op het gebied van de wiskunde zich steeds verder heeft
ontwikkeld en telkens kwalitatieve sprongen heeft ondergaan. Van tellen en
tekenen, heeft het denken de meerwaarde ingezien van het positionele
getallenstelsel en logaritmen en een kwalitatieve sprong gemaakt naar het
carthesisch coördinatenstelsel, differentiëren en integreren naar de
vectoralgebra en de kwantummechanica. Deze kwalitatieve sprongen van het
denken zijn niet te begrijpen als geen rekening wordt gehouden met
schaalvergroting en tempoversnelling in de omgeving. De mensheid als
collectief van denken beïnvloedt elkaar in het denken. Ook de programmerng
van het denken op sociaal terrein is gebeurt door autonome processen die
door het denken zijn geïnternaliseerd en verwerkt tot manieren van gedrag.
We denken dat wij het zijn die beslissingen neemt, maar het is een
ingewikkeld proces tussen mens en datgene wat zijn denken hem aanrijkt.
Deze denkwijze heeft denk ik implicaties voor de didactiek. Als het
bewustzijn te vergelijken is als schoolbord waarop je je huidige stand van
kennis projecteert, zou bewustzijn meer moeten worden opgevat als expressie
van een programma dan als representatie van de buitenwereld. Het onderwijs
zou veel meer tijd moeten steken in het analyseren van de output van een
leerling dan aan de input. Het zou zich meer moeten richten op het
achterhalen van de interne denkprogramma die het internaliseren van input
bemoeilijken.
Veel meer zouden leerlingen verschillende faciliteiten aangeboden moeten
krijgen om zich in te leren uitdrukken, audio-visueel, theater, zang,
documentaires, enz.
Een leerling volgsysteem is van groot belang. Wat heeft de leerling ervaren,
hoe heeft de leerling het in het geheugen opgeslagen, welke producten van de
leerling zijn hiervoor illustratief. Bij problemen kan dan worden
achterhaald waar er iets in de programmering ontbreekt of verkeerd is
geprogrammeerd.
Wat een uitdaging is, is een zodanige vorm te vinden dat het voor de mens
van nu invoelbaar wordt om met een denken te moeten leven dat alleen kan
tellen en tekenen. De nauwe verwevenheid tussen deze basisvorm van denken en
de primitieve samenleving invoelbaar weergeven zie ik ook als een leuke taak
voor het onderwijs. De jager verzamelaar werd niet uitgedaagd meer dieren te
kunnen tellen dan de grootte van een kudde. Alles was gemaakt uit vuur,
aarde, lucht en water en de Goden waren de schepper en de heersers over
alles.
Als kinderen in het onderwijs leren dat hun denken een computer is, die ze
zelf moeten programmeren en als ze ontdekken hoe leuk het is om over een
goed geprogrammeerde computer te beschikken, gaan ze misschien inzien dat
het leven permanente educatie is. Misschien is een aanzet om de ontwikkeling
van het mathematische denken als ingang te gebruiken. Wat een voordelen
heeft deze ontwikkeling de mens opgeleverd en je kan er ook goed puzzels
mee oplossen.
Gaap....